Er is een psychologische theorie die zegt dat mensen in de kern beesten zijn. We gedragen ons fatsoenlijk, totdat er iets levensbedreigends op ons pad komt. Op dat moment is het ieder voor zich en maken we elkaar af. In de spitstrein naar Amsterdam bijvoorbeeld, daar gaan alle maskers af.
Instappen voor iedereen is uitgestapt, rugzakken die tegen je aan worden gezwaaid, met open mond yoghurt met cruesli weglepelen, te harde muziek uit oortjes: een slagveld is het. Met elke kilometer die ik over het spoor afleg, daalt mijn vertrouwen in de mensheid.
Twee plekken
Zo zat er een keurige vrouw van middelbare leeftijd tegenover me die twee plekken innam met haar laptop en nauwelijks opschoof voor een studente die een stoel zocht. De twintiger ‘tetriste’ haarzelf in het kleine stukje stoel, maar sprak de vrouw er niet op aan.
Ik beet op mijn tong en hoopte dat mijn stilzwijgende dodelijke blik zijn werk zou doen. Er iets van zeggen werkt vaak slecht. En wel hierom: ik ga er vanuit dat deze vrouw van middelbare leeftijd in- en inslecht is. Ik weet niks van haar, maar zie haar gedrag op dit moment en trek daar verregaande conclusies uit. Dit is volgens mij een mevrouw die net doet alsof ze de schoonmaker niet ziet die haar kantoor stofzuigt en op de linkerrijbaan blijft plakken. Haar poedel laat ze midden op straat kakken.
Labrador
Dit klopt natuurlijk niet, dit kan ik niet weten. (Misschien heeft ze wel een labrador.) Maar dit verkeerd beoordelen van anderen komt zoveel voor dat er een naam voor is: de fundamentele attributiefout. We zien gedrag en denken dat we daardoor iemands persoonlijkheid kennen.
We zien gedrag en denken dat we daardoor iemands persoonlijkheid kennen
Het zou kunnen dat deze mevrouw helemaal niet doorheeft dat ze twee plekken inneemt. Haar computerscherm past net niet onder het raamtafeltje, waardoor ze onhandig over de tweede stoel leunt. ‘Zonder erg’-mensen, zo noemt een Brabantse vriendin dit. Zo van: ‘Och, doar haj ik heulemoal gin errug in.’ Oftewel: O jee, dat had ik helemaal niet door.
Waarschijnlijk zijn ook de cruesli-smakker, de te-harde-oortjesjongen en de rugzakstoter ook geen beesten, maar ‘zonder erg’-mensen. Ze doen vervelend, maar zíjn het niet. Treft u mij in de trein en praat ik in de stiltecoupé, weet dan: het is ‘zonder erg’.
Deze column verscheen eerder in AD